Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op het basisonderwijs en ISOVSO inzake vereenvoudiging Londo

 

Artikel V GEWENNINGSREGELING
1
Indien de rijksvergoeding voor de kosten van de materiële instandhouding ten behoeve van de scholen van een bevoegd gezag waarop voor het jaar waarin deze wet in werking treedt, aanspraak zou bestaan, 3% of meer lager, onderscheidenlijk 3% of meer hoger is dan de rijksvergoeding waarop voor dat jaar aanspraak zou bestaan op grond van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs alsmede de op die wetten gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, zoals deze wetten en besluiten luidden voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet, wordt de rijksvergoeding
a
voor het jaar waarin deze wet in werking treedt, vermeerderd met 100% van het verschil, onderscheidenlijk verminderd met 100% van het verschil,
b
voor het eerste jaar volgend op het jaar waarin deze wet in werking treedt, vermeerderd met 66,6% van het verschil, onderscheidenlijk verminderd met 66,6% van het verschil, en
c
voor het tweede jaar volgend op het jaar waarin deze wet in werking treedt, vermeerderd met 33,3% van het verschil, onderscheidenlijk verminderd met 33,3% van het verschil.
2
Voor de toepassing van het eerste lid wordt uitgegaan van:
a
de gegevens omtrent de huisvesting naar de toestand op 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin deze wet in werking treedt,
b
de gegevens omtrent de schoolgrootte die normatief wordt bepaald op basis van het op grond van de algemene maatregelen van bestuur, bedoeld in artikel 51 van de Wet op het basisonderwijs en artikel 59 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, normatief bepaalde aantal te huisvesten groepen leerlingen op de peildatum 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin deze wet in werking treedt,
c
het aantal leerlingen op de peildatum 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin deze wet in werking treedt, en
d
de programma's van eisen, vastgesteld ten behoeve van het jaar waarin deze wet in werking treedt.
3
Voor een school als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel g, geldt met betrekking tot het derde lid, onderdeel c, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs in plaats van ?het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin deze wet in werking treedt?: het gemiddelde van de hoogste dagtellingen volgens het register, bedoeld in artikel 93c, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs in elk van de maanden september van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt, tot en met april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop deze wet in werking treedt.
4
De onderdelen b en c van het eerste lid vinden geen toepassing indien zonder die onderdelen geen rijksvergoeding voor de in die onderdelen bedoelde jaren aan het bevoegd gezag zou worden toegekend.
5
Bij de toepassing van het eerste lid worden buiten beschouwing gelaten:
a
de vergoedingen voor de kosten van de materiële instandhouding van de ruimten voor het onderwijs in lichamelijke oefening, en
b
de vergoedingen voor componenten in de programma's van eisen voor het jaar waarin deze wet in werking treedt die niet zouden voorkomen in de programma's van eisen zoals deze zouden worden vastgesteld op basis van de wetgeving zoals luidend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet en de wet van 4 juli 1996, Stb. 402, en omgekeerd.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •